Hinkelen in een woud van onbestaande kleuren
Een gesprek met Mil Ceulemans
Ik bezoek beide ateliers van Mil Ceulemans. Het eerste bevindt zich in de Antwerpse volksbuurt Borgerhout, het tweede maakt deel uit van de Haagse Vrije Academie. In het Antwerpse atelier zijn noodzakelijke renovatiewerken halverwege gestaakt. De schilder maalt niet om de interieurvormgeving van zijn atelier, dat zie je. De ruimte staat stampvol schilderijen. Overal vind je schuin tegen de muur en tegen elkaar leunende, opgehangen en opgestapelde schilderijen. In het midden van een ruimte staat een kleerkast zonder deuren dwars in de ruimte. Bovenop de kast rusten dertig maagdelijke, vierkante doeken. Het is duidelijk dat Ceulemans onafgebroken werkt. Hij heeft een ranke, rijzige gestalte en een levendige blik die een nieuwsgierige, verrukte en tegelijk voorzichtige indruk maakt. Hij leest literatuur en filosofie en houdt van films. Ceulemans is belezen, maar hij maakt geen schilderijen die ideeën vertalen. Het zijn echte schilderijen, die nadenken over schilderen, op de tegelijk ernstige en grappige manier die alle kunst eigen is.
Hoe zou je het werk van Ceulemans kunnen karakteriseren? Wat is er specifiek aan? De schilderijen zijn grappig eenvoudig, omdat je meteen ongewone, geïsoleerde, gewild onhandige of juist heel virtuoze toetsen, ingrepen of toevoegingen herkent, die door hun onderlinge verhouding en door hun relatie met de ondergrond of met een figuratief element een eigen picturale ruimte oproepen. De schilderijen zijn complex, omdat je in vrijwel elk werk tot vijf, tot zeven of tot zeventien kan tellen. De schilder Walter Swennen vertelde mij dat je in een goed schilderij altijd tot drie kan tellen. Dat is zeker waar voor heel veel schilderijen. Vanuit dit gezichtspunt bekeken, zien de werken van Ceulemans er op het eerste gezicht uit als werken van een schilder ‘die niet kan stoppen’. Het lijkt alsof hij meer elementen toevoegt dan nodig is om tot een geslaagde picturale ruimte te komen. Een aandachtige blik leert ons echter dat de resulterende picturale ruimte weliswaar complex is, maar toch transparant en luchtig blijft. De schilderijen zijn niet 'toe geschilderd’. Ze zijn dieper. Ze spelen zich af in een soort van gestapelde ruimte, die je zou kunnen omschrijven als een visueel klimrek voor gevorderden.
Een tweede opvallend kenmerk van deze schilderijen is het kleurgebruik. Kijkend en tobbend, herinnerde ik me plotseling een opmerking van de schilder Johan De Wilde, die mij schreef dat hij graag een onbestaande kleur zou uitvinden. Ik denk dat hij daarmee een kleur bedoelt die geen betekenissen of connotaties oproept. Een kleur zonder naam, die ons aan niets anders doet denken dan aan zichzelf. Johan De Wilde zou de schilderijen van Ceulemans wel bijzonder vinden, bedacht ik, want de kleuren die deze kunstenaar gebruikt doen vaak echt aan niks denken: ze beletten dat je gedachten afdwalen naar dingen die je al kent, waardoor de eigenlijke kleur of het eigenlijke schilderij onzichtbaar zouden worden. Ik deelde mijn gedachte met Ceulemans. ‘Dat kan geen toeval zijn,’ antwoordde hij. ‘Johan De Wilde heeft pas een schilderij van mij gekocht.’
- Je schilderijen roepen een picturale ruimte op aan de hand van vlakken, strepen en morsige toetsen, heel zelden door een figuratief element. In dit schilderij heb je, op de plaats waar normaal een hooglicht moet komen, een beige vlek aangebracht. De achtergrond is fluo-vermiljoen. Grappig. Het hooglicht is donkerder dan de achtergrond: een soort van negatief hooglicht.
Ceulemans: Het voordeel van fluokleuren is dat de kijker begrijpt dat het schilderij niet realistisch wil zijn. Ik hou er ook van fluokleuren te laten vibreren met non-fluokleuren, waardoor ze van karakter veranderen. Hier is het resultaat een soort van Rothko on acid… Een traditioneel of academisch schilder brengt de hooglichten aan op het eind. Het zijn geen restanten van een vorige laag die nog hier en daar doorbreekt, maar bewust geplaatste toetsen om bepaalde plekken te laten oplichten. Het is leuk voor mij om zulke zaken om te draaien. Het idee alleen al van 'negatieve hooglichten', zoals jij ze noemt, vind ik geestig en inspirerend.
- Ik hou van de schijnbare restanten van een onderste laag, aan de randen van je schilderijen. Op het eerste gezicht lijken ze het gevolg van slordigheid, maar dan zie je dat ze nadien zijn aangebracht, op een grappig aandoende, stroeve manier.
Ceulemans: Mensen kijken eerst naar silhouetten en contouren en dan naar de invulling van een vorm. Ze stappen via de rand in het schilderij. Daarom is het prettig aan de rand iets te laten trillen, ontploffen of barsten.
- Het zijn elementen die lijken te fungeren als een soort van valse aanknopingspunten voor een eerste, oppervlakkige lectuur van het schilderij.
Ceulemans: De ontstaansgeschiedenis van een schilderij maakt deel uit van de totale opmaak ervan. Het is een eigenschap zoals kleur of vorm. Zo kwam ik op het idee de gestalte van een schilderij ook te beïnvloeden door het een valse geschiedenis te geven. Ik doe dat onder meer door aan de zijkant van sommige schilderijen een dikke laag verf aan te brengen die de indruk creëert dat er heel wat voorbereidende lagen schuilgaan onder het oppervlak.
- Hier roep je het beeld op van een rietveld op door middel van een zwerm hakkende toetsen in drie verschillende kleuren.
Ceulemans: Ik wilde het beeld van een grasveld oproepen, maar dat is niet gelukt. Het is uiteindelijk een rietveld geworden.
- Een virtuoos, illusionistisch effect dat aan de impressionisten of aan Van Gogh doet denken. Tegelijk staan de toetsen zo ver uit elkaar dat ze van dichtbij gezien in een leegte lijken te zweven. Het lijkt alsof ze nodig waren om een donkere leegte op te roepen. De toevoeging van de witte toetsen, die tintelen voor de bruine achtergrond, brengt schijnbaar diepte in je doek.
Ceulemans: Die toetsen dienen ook als contrast met de bijna mechanisch doodgeschilderde vlakken die op de bovenste helft van het schilderij het beeld van een gebouw oproepen. Het is een goed voorbeeld van een contrast dat je niet vooraf kan bedenken. Als ik vooraf iets probeer te bedenken, mislukt het schilderij. Ik kijk naar een gedane geste en ik probeer die te counteren.
- Het resultaat is vaak een holle stapeling van minieme gestes, bijvoorbeeld een uitgespaarde kleurstreep die een architecturaal element suggereert.
Ceulemans: Ik hou van de color field painting, maar dat is niet waar ik nu naartoe wil. Ik probeer een ruimte op te roepen die heel vlak is opgevat en waarbij je als kijker verschillende standpunten kan innemen.
- Hoe begin je aan een schilderij? Gebruik je gesso?
Ceulemans: Ik breng graag een basisgegeven aan om op te reageren. Vaak is dat met inkt gemengde acryl of in de massa gekleurde gesso, wat meestal een soort van pastelkleur oplevert. Hoe verschillender de fond qua kleur en textuur, hoe beter. De hoofdvraag die ik mezelf stel is: wat is het meest onwaarschijnlijke dat ik nu op dit doek kan doen zonder mij te verliezen in gimmicks? Want ik kan het doek natuurlijk ook in stukken snijden, maar dat interesseert mij niet. Hoe kan je van een schilderij een meta-schilderij maken? Daar gaat het om. In een louter figuratief schilderij heeft de kijker geen functie meer. Maar op basis van welke motieven maak je een abstract schilderij? Je ziet dat het nog iets nodig heeft, maar wat? Soms voel je pure wanhoop, omdat je geen oplossing ziet. Het schilderij dat je hier ziet, heb ik voltooid met een kalligrafisch element. Meestal lukt zoiets niet, omdat het hele schilderij dan rond zo'n geste begint te draaien. Maar hier is het in verhouding. Vaak gaat het om een zoektocht naar evenwicht: hoe kan je heel duidelijk een lijn op een doek zetten en die lijn toch nog iets laten suggereren?
Montagne de Miel, 31 december 2009