'IK SCHILDER NIET HET LICHT AAN HET EINDE VAN DE TUNNEL'

"Ik zoek de grenzen op van elke techniek op zich. Ik dynamiteer graag, niet om de chaos of de versplinering op te zoeken, maar net om een nieuwe ordening te ontdekken." Mil Ceulemans (36) is een jonge schilder, maar zijn tentoonsteling haakt zich vast op het netvlies.

Roberto Polo raast als een kleine orkaan door het Belgische galerielandschap. Sinds de herfst vorig jaar bracht hij aan de Brusselse Lebeaustraat totnogtoe tentoonstellingen van Jan Vanriet, Koen De Cock en Bert Danckaert. Nu is het de beurt aan Mil Ceulemans, volgend jaar komt het latere werk van de betreurde Marc Maet aan bod, vervolgens Karel Dierickx, Michaël De Kok, Karin Hanssen en Werner Mannaers. Er zijn slechtere lijstjes.

Op de een of ander manier is de expo van Mil Ceulemans (°1977, woont en werkt in Antwerpen) voorlopig de meest positieve verrassing in het Polo-aanbod. Ceulemans, opgeleid aan Sint-Lukas Antwerpen, miste enkele jaren geleden zijn start toen bij zijn eerste solotentoonstelling in Koraalberg Antwerpen de galerie net voor de opening failliet ging. Toen had hij al een krediet opgebouwd, met zijn aanwezigheid in het initiatief 'Indian Caps' in Antwerpen waarbij vijf kunstenaars als curator optraden voor evenveel tentoonstellingen met vooral jonge kunstenaars. Ceulemans zat toen in de selectie van Guy Van Bossche.

VELE TECHNIEKEN
Mil Ceulemans maakt grote en kleine doeken, met verschillende technieken. De term 'fundamentele schilderkunst' werd bij zijn werk al gebruikt, maar zegt hij zelf: "Ik weet niet wat daar precies mee bedoeld wordt. Ik zou geen drie namen kunnen opnoemen van schilders die 'fundamenteel' schilderen. Wat ik wel doe is de grenzen opzoeken van elke techniek op zich: acryl of olie, borstel of krabbers, vegen of spray ..."
Het is vooral de ruimtelijkheid die opvalt in zijn werk. Ceulemans: "Visueel ben ik enorm snel afgeleid. Er bestaat een hiërarchie om een beeld op te bouwen en dat begint bij de oriëntatie in de ruimte. Als er iets beweegt, of er is een contrast tussen licht en donker, dan valt dat meer op." Het is ook opvallend hoeveel rechte en schuine lijnen er in zijn werk zitten, je ziet weinig of geen vloeiende lijnen. De schilderijen zitten vol perspectief. Het lijk vaak om een 'huis clos' te gaan: grote, maar besloten kamers. Maar daar is de kunstenaar het niet helemaal mee eens. "In sommige doeken kan je als het ware door een gat vallen. Zeker in ouder werk."
Een ander kenmerk van het werk is de sfeer van 'dynamitering' of fragmentering die in de werken schuilt. Ceulemans: "Als je de boel opblaast, blijft er toch een zekere orde overeind. Ik heb behoefte aan ordening in de chaos, en dat verschilt van werk tot werk. Als ik een tentoonstelling opbouw voel ik soms dat er een contrast nodig is tussen werken waar je als het ware wil inkruipen en werken die soberder zijn, die gewoon een bepaald punt willen bereiken. Ze moeten kunnen afwisselen om mekaar te versterken."

HET ONBEKENDE
In een gesprek met kunsthistoricus Thibaut Verhoeven, gepubliceerd in de catalogus, wordt even aangeraakt dat schilderkunst sterker wordt naarmate ze veroudert. Ceulemans: "Nu al zowat zeven eeuwen lang verklaart bijna elke generatie de schilderkunst dood. Maar ze blijft leven, omdat ze altijd herbekijkt en herontdekt. Dat probeer ik ook. Het 'verspringen' is belangrijk: als ik bij het maken van een werk geen onbekende factor tegenkom, dan is het in feite zinloos. Alleen als met het onbekende geconfronteerd wordt, kan je een beter werk maken dan gepland."
De kleuren zijn helderder dan vroeger. Ceulemans: "Vroeger werkte ik in een ander coloriet, maar dat kwam vooral omdat ik mijn borstels amper reinigde. Dat had veel bruinen, grijzen enzovoorts tot gevolg. Nu is het coloriet opgelicht. Maar we spreken niet van 'frisse' kleuren, daarvoor zijn de werken teveel 'oorlog'."
Dat begrip 'oorlog' is niet onbelangrijk. Lyrisch versus geometrisch, figuratieve aanzetten tegenover abstractie, olie tegenover lak enzovoorts: Ceulemans vindt het net interessant als het botst. Een schilderij maken is voor hem een uitlaatklep, het is "tijd bijgewonnen", om even te vergeten wat er allemaal maalt in het hoofd. En hij vertelt geen verhalen, daarvoor schrijf je beter een boek of maak je een film.
"Kortom, ik schilder niet het licht aan het einde van de tunnel."

Marc Ruyters in hART#120, p19, 19.11.2013.